Over verdriet

In Vrij Nederland interviewt Annemiek Leclaire Dirk de Wachter over verdriet. 

De Belgische psychiater breekt een lans voor het met elkaar stilstaan bij verdriet, het er te laten zijn en er met elkaar over te praten. 

Het artikel zet me aan het denken. Annemiek heeft verdriet en dat verdriet wil ze ook met ons en met Dirk de Wachter delen. Wat zoekt ze? Troost? Antwoorden? Wat zoekt een mens die verdriet heeft en er over gaat praten?

De vraag die ze had willen stellen is: waarom zijn mensen zo bang voor verdriet? 

Mensen zijn bang voor pijn. En wellicht zijn we bang dat als we naar de pijn toegaan, deze zo groot wordt dat er geen ontsnappen mogelijk is, dat we als door een tsunami overspoeld worden en hoe dan verder? 

Tegelijkertijd is er de contradictie: groot verdriet, zoals het verlies van een kind, willen we niet loslaten. Het voelt als vergeten, bagatelliseren, kleiner en onbelangrijker maken. Er zit een verlangen in naar pijn, alsof we de omvang van het verdriet alleen recht doen door het levend te houden en te lijden. Lijden is het betalen van onze ‘schuld’. Want verdriet gaat zo vaak gepaard met schuldgevoelens. 

Dirk de Wachter zegt we moeten er over praten. Maar wat te doen als het eindeloos duurt en je het ergens ook wil laten voortduren? De liefde die voorbij is, de mens die je verloren hebt?  We zijn als de dood dat we de ander van ons vervreemden als het ‘nog niet voorbij is’. We na een ‘gepaste rouwperiode’ nog steeds down en ongelukkig kunnen zijn. Er misschien wel nooit overheen komen. We moeten toch weer gezellig kunnen zijn en kunnen genieten, want anders worden we een last voor onze omgeving. 

Mogen we blijven rouwen? Accepteert de omgeving dat we niet helemaal willen of kunnen genezen? Dat we ook na 5 of 10 jaar misschien nog willen rouwen? 

Er wordt verwacht dat we ons ergens overheen zetten. De omgeving wil wel luisteren, maar uiteindelijk vindt men het misschien toch wel ‘zeuren’ worden, niet ‘flink’ zijn je ergens niet overheen willen zetten? 

En als dat al zo is, mág dat dan niet? 

Annemiek heeft het over genadetranen die loskomen bij een mooie kerkdienst en ze vertelt dat haar vrienden haar willen afleiden door haar te wijzen op de prachtige kunstornamenten. 

De priester heeft het over de ‘genadige werking van de liefde’, Annemiek vraagt de Wachter ernaar. Hij zegt Genade is zo beladen, het hoort voor mij bij termen als schuld en biecht, die religieuze begrippen vermijd ik, omdat ze in de seculiere wereld weerstand oproepen. 

Is schuld een religieus begrip? Of zit schuld diep in ons verankert? Als we ons schuldig voelen betekent dat ook dat we denken dat we ergens het proces hebben kunnen beïnvloeden en we vinden dat we dat ontoereikend gedaan hebben. Ik zie het niet zozeer als een religieus begrip, maar als een poging van de mens om het leven te begrijpen en er zin aan te geven. Als je denkt dat je ergens invloed op uit kunt oefenen ben je geen speelbal van het toeval. . Genade tranen betekenen mijn inziens, ten diepste voelen waar je verdriet ligt met alle schuldgevoelens die je daar eventueel bij hebt en je dan overgeven : het is goed, het mag er zijn. Weg van de zelfafwijzing en de strenge rechter die steeds over je schouder meekijkt. De genade ligt in het omarmen van jezelf, je verdriet en je feilbare menszijn. Dat is liefde. Liefde omarmt de imperfectie in jezelf en in de ander. Het mag er zijn. Ze is weerbarstig ze vraagt eindeloze oefening en geduld, maar als je jezelf en de ander kunt zien in de gehele complexiteit dan komt er ruimte om het verdriet heen. Je mag er gewoon zijn van jezelf met al die tegenstrijdigheden.